EEP wat moet je ermee?

"Deze soort is onderdeel van een EEP.” Dit zinnetje heb je vast wel eens gelezen of gehoord als het een diersoort in een dierenpark betreft. Voor de parken erg belangrijk, maar wat is een EEP en waarom laten dierenparken zo graag weten dat ze er aan meedoen?

Waar de dierentuinen van vroeger één grote tentoonstelling van bijzondere exotische wilde dieren waren als teken van rijkdom van excentrieke miljardairs, is dat beeld al heel lang niet meer van deze tijd. Er worden geen dieren meer uit het wild gehaald voor menselijk vermaak. Sterker nog: de dierenparken binnen Europa hebben juist natuurbescherming als hoogste doel. En daarom wordt er tegenwoordig per diersoort gekeken of en hoe de parken zich gezamenlijk kunnen inzetten voor de soort. De European Association of Zoos en Aquaria (EAZA) werkt hiervoor met de EEP’s. Tot 2018 stond deze afkorting voor European Endangered species Programme, tegenwoordig staat het voor EAZA Ex situ Programme. Ex situ is een Latijnse uitdrukking voor dieren en planten die zich niet in hun natuurlijke leefomgeving bevinden, zoals een dierenpark. Maar wat houdt zo’n programma nu in?     

Elk dier een EEP?
Het lijkt logisch om te zeggen dat de neushoorns, waarmee het erg slecht gaat in het wild, worden opgenomen in een EEP. Maar er zijn zoveel meer soorten waarbij het van belang is dat de populatie in dierenparken wordt gereguleerd. Voordat zij worden opgenomen in het EEP, stellen de Europese dierenparken zichzelf een aantal vragen. De belangrijkste is of de soort het nodig heeft om in een dierenpark gehouden te worden; wordt het dier bijvoorbeeld bedreigd in het wild en kan het park een rol spelen als een moderne Ark van Noach of noodzakelijk zijn voor het (her-)introductieproces in de natuur? Daarnaast moet een dierenpark de soort kúnnen houden. Denk aan de ruimte en faciliteiten om het dier te huisvesten (welzijn), maar ook of er genoeg kennis is rondom het diersoort (onderzoek) en of er nog genoeg exemplaren van het dier in de samenwerkende parken zijn om een gezonde, genetisch diverse, populatie in stand te houden.

(tekst loopt door onder de foto)

Niet alleen maar kleintjes
Het managen van een soort bestaat niet meer alleen uit voortplanten. Daarom is afstand gedaan van het Nederlandse woord ‘fokprogramma’ als het gaat om EEP’s. Het populatie management programma dekt beter de lading, want naast vermeerdering kan het ook zijn dat er een overschot is van een bepaald diersoort en dat het juist van belang is om de genen zo divers mogelijk te houden, maar met minder individuen. De EEP’s hebben als doel om minimaal 90% van het ‘genetisch materiaal’ te behouden voor de komende 100 jaar. Bij elke generatie gaat er een beetje genetisch materiaal verloren, dus is dit doel bij de langer levende dieren zoals schildpadden makkelijker (want dan zijn er minder generaties in 100 jaar) dan bij korter levende dieren zoals muizen.

Aan de hand van een drietal diersoorten die in WILDLANDS leven, worden deze doelstellingen binnen de EEP’s verduidelijkt:

Hamerkoppen té succesvol
In het wild is de hamerkop niet bedreigd, maar deze Afrikaanse vogels maken wel deel uit van een EEP. Het doel hiervan is de genetische diversiteit van de vogels te behouden voor de toekomst. Op deze manier blijft het mogelijk om met gezonde dieren educatie over de soort aan te blijven bieden. De hamerkoppen in de grote tropische kas Rimbula verhuizen echter allemaal naar andere parken. Het broedkoppel in Emmen is namelijk erg succesvol, maar zij zijn genetisch geen ideale match. Ze doen het zó goed in WILDLANDS dat er inmiddels in andere Europese dierenparken teveel hamerkoppen met deze bloedlijn leven. Nog meer jongen van dit koppel is voor parken dus niet zo interessant. Van de coördinator van het EEP krijgt WILDLANDS een nieuw koppel hamerkoppen toegewezen, waarbij van zowel de man als de vrouw de bloedlijn ondervertegenwoordigd is en hun nakomelingen hierdoor erg belangrijk zijn voor het EEP. De omstandigheden in Rimbula zijn schijnbaar zo goed voor de hamerkoppen dat het voortplanten ook met dit koppel goed moet komen. 

(tekst loopt door onder de foto)

Vrijgezellig op de savanne
De status van de witte neushoorn in het wild is gevoelig, wat inhoudt dat zij in hun voortbestaan bedreigd worden. Binnen EAZA zijn in totaal 82 dierenparken met witte neushoorns in de collectie, maar dit zijn nooit hele grote groepen. Om in de toekomst toch zo’n 250-300 individuen voor een gezonde genenpool te hebben, zijn er dus veel ‘houders’ van neushoorns nodig. Het herplaatsen van de jonge mannen is één van de grootste uitdagingen binnen het EEP en de huisvesting van deze dieren in Emmen is broodnodig. Sinds november 2022 lopen er drie jonge witte neushoornmannen op de savanne in Emmen. Dit worden de bachelor- of single sex groepen genoemd. Omdat er in WILDLANDS plek is voor deze mannen, is er in andere dierenparken weer ruimte om met genetisch belangrijke witte neushoorns te fokken. Hier groeien zij op, leren ze wat het is om een neushoornman te zijn én zijn ze ‘oproepbaar’ voor het EEP. Wanneer zij geslachtsrijp zijn en hun bloedlijn is interessant genoeg voor de genetische diversiteit in de toekomst, kunnen zij naar een ander EAZA-park verhuizen om zich daar hopelijk succesvol voort te planten.

Niet opvallend, wel erg zeldzaam 
In twee aquaria in Animazia zijn vissensoorten te bekijken, die je in het wild al (bijna) niet meer kunt tegenkomen. Een ecologische ramp heeft hun natuurlijke leefomgeving dusdanig aangetast, dat het voor deze soorten onmogelijk is geworden om zichzelf in stand te houden. Neem bijvoorbeeld de San Marcos-tandkarper. Hiervan is meer dan 50% van de wilde populatie verdwenen (oorspronkelijk komt deze soort voor in Mexico). Vervuiling van het water is één van de grootste oorzaken van het probleem. Ook zwemmen er veel andere vissoorten in hun leefgebied die er niet van nature voorkwamen en deze tandkarpers wegconcurreren. Een andere soort die in WILDLANDS te vinden is, is de tiro dorado. Deze vissoort is zelfs uitgestorven in het wild en dus alleen nog maar in dierenparken te vinden. Het EEP van deze uitgestorven vissen heeft als doel een reservepopulatie op te bouwen. Dierenparken gaan met deze vissen kweken en wanneer alle omstandigheden in het wild weer gunstig zijn, worden ze in de toekomst geherintroduceerd in hun natuurlijke leefomgeving.

(tekst loopt door onder de foto)

Bijdragen aan natuurbescherming         
Dierenparken bieden bezoekers een (eerste) ervaring of ontmoeting met wilde dieren en planten van over de hele wereld. WILDLANDS hoopt dat zij door deze verwondering en de educatie ook meer begrip en waardering voor de flora en fauna krijgen. Dat zij van de natuur gaan houden en ook willen bijdragen aan de bescherming ervan. Dierenparken zoals WILDLANDS vragen zich continu af hoe zij zo goed mogelijk kunnen bijdragen aan het welzijn en behoud van een soort. De samenwerking binnen EAZA en de bijbehorende EEP’s helpen de parken die natuurbeschermingsdoelstelling te bereiken. En daarom laten dierenparken zo graag weten dat een diersoort onderdeel is van het ‘populatie management programma’, oftewel het EEP.