Vlinders kweken in WILDLANDS

In ‘vlinderstad’ Emmen kunnen vlinders in het dierenpark in die plaats natuurlijk niet ontbreken. Gemiddeld vliegen er 1000 tot 1500 vlinders in de Vlindertempel van WILDLANDS en om deze allemaal te importeren, zou een te grote kostenpost zijn. Om deze reden (en in het kader van duurzaamheid) hebben we een eigen vlinderkweek achter de schermen. Hier worden op jaarbasis gemiddeld 9000 vlinders van 16 verschillende soorten gekweekt. Nu klinkt het kweken van vlinders eenvoudig, maar dat is het zeker niet…

Dierverzorger Randy Hartmann werkt graag in de Vlindertempel en beschrijft in het volgende artikel hoe het kweken met en van vlinders in zijn werk gaat. Daarbij legt hij in dit artikel vooral de focus op zijn eigen favoriet de passiebloemvlinder. 

Randy Hartmann: “Ik vind zelf de passiebloemvlinders één van de mooiste vlindersoorten die hier rondvliegen. Door hun kleine formaat lijken ze niet heel indrukwekkend, maar vaak hebben ze wel de meest bijzondere kleuren en patronen. Wat ik zo indrukwekkend aan deze vlinders vind, is hun uithoudingsvermogen. Ze mogen dan wel klein zijn, maar toch is het één van de sterkste en langst levende vlindersoorten. Zo hebben we individuen gehad die wel 7 maanden oud werden en er nog puntgaaf uit zagen!”  

(Passiebloemvlinder in WILDLANDS. Tekst loopt door onder de foto)

   

Kieskeurige eters:

De rupsen van passiebloemvlinders (Heliconiini) zijn gespecialiseerd in het eten van de passieplant (Passiflora), maar nu heeft elke passiebloemvlindersoort ook nog een voorkeur voor een andere passieplantensoort. Online en in boeken zijn er genoeg lijsten te vinden met waardplanten die ‘geschikt’ zouden zijn, maar in de praktijk is dit vaak toch anders... Hierdoor doen we regelmatig testen om te kijken welke planten ‘in de smaak’ vallen. Soms leggen de vlinders er eieren op, maar vallen de rupsen dood van de plant (omdat deze niet de juiste voedingsstoffen bevat) en soms kijken de vlinders niet eens naar de plant om. Uiteindelijk proberen we een selectie te maken van vlinders en passieplanten die goed tegen ons klimaat kunnen, ziekteresistent zijn en waar we ook mee kunnen kweken.

Niet alleen de voeding van de rupsen is belangrijk. Wanneer we over vlinders praten worden deze vaak als een soort gezien en krijgen alle vlinders dezelfde voeding. In onze ogen is dit niet de juiste manier, want wanneer we bijvoorbeeld antilopen voeren, wordt er ook een onderscheid gemaakt tussen blad- en graseters. Bij vlinders is dit niet anders. Door de juiste voeding kan de levensduur worden verlegd van een paar dagen of weken naar maanden.

Zo hebben sommige vlindersoorten behoefte aan aminozuren en zouten die ze via standaard ‘kunstnectar’ niet binnenkrijgen. Door testen te doen met voeding, merken we hier dat verschillende vlindersoorten toch andere voeding kiezen. Zo is het toevoegen van extra stuifmeel aan de nectar essentieel voor passiebloemvlinders zoals Heliconius charitonia en Laparus doris. Om de meeste vlindersoorten te voorzien van hun voedingseisen, worden er meerdere soorten nectar, rottend fruit, toxische planten, leem en eigen gistbrouwsel gevoerd. Grappig om te zien is dat ze duidelijk onderscheid maken tussen de verschillende soorten nectar zelfs wanneer het in hetzelfde type bakje zit!

(Rups van een passiebloemvlinder. Voerbakjes met nectar. Tekst loopt door onder de foto's)

      

Omgeving:

Het lastige van kweken met passiebloemvlindersoorten is dat ze oorspronkelijk voorkomen in een koeler klimaat en op open vlaktes. Dit zorgt voor een uitdaging om deze vlinders in een regenwoudklimaat te voorzien in hun behoeftes. Ze hebben veel behoefte aan licht om actief te worden en daarom werken we in Emmen met speciale assimilatie lampen in de winter. Zonder activiteit zijn er geen paringen en worden er dus geen eieren gelegd. Ook de luchtstroming en luchtvochtigheid moeten perfect zijn. Elke soort heeft zijn eigen eisen. De één houdt van een droger klimaat en de ander heeft meer behoefte aan schuilplekken om te hangen. Zo is het bijna onmogelijk om alle soorten te kweken in dezelfde ruimte. Zo hebben we hier een selectie gemaakt van; Heliconius erato, -charitonia, -hecale en Dryas julia,. Door finetuning en onderzoek lukt het om deze selectie steeds verder uit te breiden. 

De ontwikkeling:

In het – vast bij iedereen bekende - boek ‘rupsje nooitgenoeg’ wordt de levenscyclus met transformatie van rups naar vlinder erg mooi uitgelegd. In grote lijnen is de ontwikkeling bij alle soorten allemaal hetzelfde, alleen gaat iedere vlindersoort er op hun eigen manier doorheen. Sommige rupsen verkleuren na het vervellen, verpoppen onder de grond of spinnen juist een cocon van zijde.

Passiebloemvlinders zijn daarin zeer eenvoudig; ei, rups, pop en als laatste een vlinderstadium. Wanneer er eitjes zijn gelegd, komen deze binnen een week al uit en kruipt er een rupsje van nauwelijks 2mm uit. Deze zal binnen 2 á 3 weken uitgroeien tot een pop. De poppen van de verschillende soorten zijn makkelijk uit elkaar te houden, wat het tellen weer erg makkelijk maakt. Uiteindelijk na twee weken in de speciale ‘poppenkast’, komen de poppen uit en maken wij een selectie welke vlinders mooi genoeg zijn voor de kweek en welke voor de schermen komen te vliegen.

(Achter de schermen bij WILDLANDS. Tekst loopt door onder de foto)

Randy Hartmann besluit: “Ik raak altijd erg gemotiveerd van het kweken van vlinders. De ontwikkeling gaat snel en veranderingen (zowel positief als negatief) zijn snel merkbaar. In ons park zijn we druk met duurzaamheid en ethisch verantwoord dieren houden en ik denk dat zelf vlinders kweken hier goed bij aansluit. Hierdoor komen we steeds meer te weten over de eisen die vlinders stellen en over de mogelijkheden die de toekomst ons biedt."